Het ’Marokkanenprobleem’ in Nederland

Een veel gehoorde term in de samenleving welke ook zijn terugslag vindt in de Nederlandse politiek. Zo spreekt de PVV al over een ’Marokkanenprobleem’ in plaats van een criminaliteiteitsprobleem. De Marokkanen komen dan ook vaak negatief terug in de media en dat leidt tot veel weerstand vanuit de samenleving. Zijn het dan toch altijd weer die Marokkanen of vergt deze kwestie enige nuancering? Kan men zomaar een bepaalde etniciteit betrekken bij een probleem of schiet men daarin te kort?

Wanneer wij de cijfers bekijken dan kan er gezegd worden dat Marokkanen relatief gezien oververtegenwoordigd zijn in de statistieken. Uit de statistieken blijkt dat meer dan de helft van de Marokkaanse mannen tussen het 12e en het 22e levensjaar minimaal één keer in aanraking is geweest met de politie. Bovendien kan 33% van de Marokkaanse daders voor het 22e levensjaar worden getypeerd als veelpleger (Blokland, 2010). Hiernaast recidiveert niet minder dan 90% van de jongens met een Marokkaanse achtergrond tegenover 60% recidiverende autochtonen. Marokkaanse delinquenten scoren ook relatief hoog bij vermogensdelicten en bij het verstoren van de openbare orde (Bovenkerk, 2009).

De cijfers laten zien dat de Marokkaanse groep oververtegenwoordigd is in bepaalde delicten. Er zouden verklaringen kunnen zijn waarom dat het geval is en waarom etniciteit dus iets losser gezien moet worden van criminaliteit. Ten eerste is er te zien dat de Marokkanen negatiever in de media terugkomen, dit kan als framing worden gezien. Doordat de Marokkanen in de media negatief naar voren komen heeft dat invloed op hoe men de Marokkanen in het algemeen gaan zien. Het noemen van etniciteit geldt niet alleen voor de Marokkanen, het lijkt een trend van de media te zijn. Het is opmerkelijke dat de benoeming van etniciteit in krantenartikelen is van 5% in 1990 gestegen naar 35% in 2008, dit ging vaak gepaard met termen als ‘harde aanpak’ en ‘zero tolerance’ (Koemans, 2010).

Dit is naar mijn mening een onnodig harde toon. Door relatieve deprivatie en de ‘selffulfilling prophecy’ zou het zo kunnen zijn dat de Marokkanen door het negatieve stigma juist meer criminaliteit gaan plegen, wat een toename kan verklaren in de criminaliteit. Uitspraken die kort gezegd vaak terugkomen, zoals ‘’Het zijn vast weer de Marokkanen’’ schieten hierdoor te kort, omdat het gaat om generalisatie die is ontstaan vanuit de framing van de media. Ten tweede moeten er kanttekeningen worden geplaatst bij de cijfers. Door selectiviteit en generalisatie tijdens de opsporing zouden Marokkanen vaker terug kunnen komen in de cijfers, aangezien de focus dan minder zou komen te liggen op andere bevolkingsgroepen. Dit valt echter niet specifiek te toetsen.

Ten derde moet er gezegd worden dat criminaliteit vaak gepaard gaat met een bepaalde spanning die men ervaart. Vooral een spanning vanuit economisch perspectief. Dit zou een groot deel van de criminaliteit onder Marokkaanse jongens kunnen verklaren. Zij groeien vaker op in een sociaal lagere klasse, wat betekent dat zij over minder middelen beschikken om toch bepaalde doelen te bereiken. Doordat zij veel waarde hechten aan middelen om daarmee een status te verkrijgen wordt criminaliteit als een uitkomst gezien.

Dit laatste lijkt een groot deel van de cijfers te verklaren. Het feit dat zij constant als buitenstaanders worden gezien, brengt erg veel spanning met zich mee. Het blijven conformeren aan de maatschappelijke processen is voor hen dan erg moeilijk, waardoor zij eerder geneigd zijn om over te gaan op criminaliteit. Hierbij moet gezegd worden dat sociale mobiliteit vaak lastiger is dan bij andere bevolkingsgroepen, wat tevens samen gaat met het breken van conformisme.

Om hen dan af te schilderen als een groep ‘kutmarokkanen’ gaat veel te ver. Er zijn genoeg verklaringen te vinden voor hun gedrag. Het is absoluut niet iets deterministisch, anders zou de 1e generatie ook oververtegenwoordigd zijn in de politiecijfers. Hiermee verliezen we de overgrote groep met heel veel talent uit het oog. Rotte appels vinden wij in elke laag van de bevolking. Nuancering in de toon van de media zou wellicht al één van de oplossingen kunnen zijn. Door hen niet meer een bepaald label te geven zouden zij zich minder buitengesloten gaan voelen, wat wellicht op de lange termijn een effect kan hebben op de criminaliteit. Concluderend kan ik zeggen dat de afkomst mijns inziens alleen vermeld moet worden wanneer het relevant is, bijvoorbeeld bij de opsporing om uiterlijke kenmerken te herkennen. Ook ben ik van mening dat de focus te veel ligt op Marokkanen, niet alleen in de media, maar ook in de politiek. Hierdoor worden andere lagen van de bevolking uit het oog verloren en brengt dus selectiviteit met zich mee. Het is geen probleem ván de Marokkanen, maar een probleem samen mét de Marokkanen.

Raoul Miralles Gutierrez