door Raoul Miralles Gutierrez
De opkomst van de radicalisering, de Syriëgangers en de angst onder de bevolking. Het zijn onderhand dagelijkse nieuwsitems geworden en we lezen er allemaal over. Er wordt internationaal naar de situatie in Syrië gekeken en de AIVD maakte nog niet eerder zoveel overuren. Er kan wellicht van een morele paniek worden gesproken, maar misschien is dit wel overdreven. Op deze Doelderdag wordt er nader gekeken naar de al dan niet geringe gevaren die het jihadisme voor Nederland met zich mee brengt en over welke wij middelen beschikken wij om het gevaar van deze ‘polderjihadisten’ door middel van een integrale samenwerking te reduceren?
Is er sprake van morele paniek?
Prof. Dr. Henk van de Bunt, hoogleraar Criminologie, opende de Doelderdag met de vraagstelling of er nu wel van ‘morele paniek’ en ‘radicalisering’ gesproken mag worden. Volgens Van de Bunt moeten wij onszelf afvragen of het nu allemaal wel zo groot is als het lijkt. Wel concludeerde hij dat preventief optreden erg lastig zal gaan worden. De sprekers – Staring, De Doelder, De Wit en Bosma – gingen vervolgens in op de manier waarop er integraal wordt opgetreden tegen de Nederlandse jihadisten, ofwel de polderjihadisten. Zij geven een beeld van de strafrechtelijke, bestuursrechtelijke en gemeentelijke maatregelen om deze bedreiging van de veiligheid te minimaliseren.
Prof. Dr. Richard Staring, hoogleraar Criminologie, heeft onderzoek gedaan naar Turkse migranten. Staring keek hierin naar de mogelijke voedingsbodem voor radicalisering. Zijn bevindingen sluiten goed aan bij de vraagstelling waarmee Henk van de Bunt opende. Er bleek geen duidelijke voedingsbodem voor radicalisering te zijn onder deze Turkse migranten. Dit komt doordat zij binnen hun direct groep positieve identificatie hebben, er een grote diversiteit binnen de groep is en velen politiek geëngageerd zijn, waarmee zij erg conformistisch zijn aan de doelen van de samenleving. Staring beschreef dat er zo’n 140 burgers naar Syrië zijn vertrokken en er daar vijftien gesneuveld zijn. Ook zijn er dertig teruggekomen. De heer Bosma, werkend voor de afdeling veiligheid bij de gemeente Rotterdam, beschreef dat er een grote angst heerst voor deze terugkomers. Wat volgens hem opmerkelijk is, omdat deze groep nog niet voor problemen heeft gezorgd. Volgens Bosma is Rotterdam beperkt met zijn uitreizigers, Den Haag daarentegen kent meerdere risico’s. Belangrijk om te vermelden is dat deze jihadisten een kleine minderheid zijn, dit om het stigma van een moslim met een baard te ontkrachten. Ook Staring ging in op de maatschappelijke ontwikkelingen als oorzaak van de radicalisering. Hierbij doelt hij op het proces waarbij een minderheid gestigmatiseerd wordt, waardoor een groep zich nog meer in een isolement zal trekken en hiermee verder van de samenleving zal komen te staan.
Grondrechten in het geding
Mr. dr. Joke de Wit, hoogleraar Bestuursrecht, gaf in haar bespreking de bestuursrechtelijke mogelijkheden in deze integrale aanpak. Zij zoomde in op het bestaande actieprogramma. Hier nemen risicoreductie en interventies van de uitreis een grote rol in, aangezien hier grondrechten in het geding zijn. Het doel hiermee is om de kwaadwillenden te beperken in hun verwerving van aanslagmiddelen. Hierbij moet gedacht worden aan de aanscherping van bepaalde verkoopregels. Naar aanleiding van de vuurwerkverkoop heeft de Wit nog wel enige twijfels over de manier waarop deze regels geïmplementeerd worden. Hiernaast besprak zij nog enige ingrijpendere maatregelen, zoals het intrekken van het paspoort. Krachtens artikel 23 van de Paspoortwet wordt het mogelijk om het paspoort met enige vereisten in te nemen. Wel moet er gekeken worden naar de rechtsbescherming. Te zien valt dat er bij elke maatregel enige twijfels of moeilijkheden om de hoek komen kijken. Dit maakt de situatie omtrent de polderjihadisten erg lastig. Hoogleraar Strafrecht, Prof. Mr. Hans de Doelder, ging in op strafrechtelijke maatregelen. De Doelder was van mening dat er een grote problematiek heerst bij de strafbaarstelling van deze jihadisten. De zogenaamde termen ‘Syriëganger’ en ‘radicaal’ zijn geen strafbare feiten waarmee de rechter iets kan. Het strafrecht is dan wel het ‘ultimum remedium’, maar dat wilt niet zeggen dat er via het strafrecht niets ondernomen kan worden. Via Artikel 140a SR kunnen deelnemers aan een organisatie strafbaar gesteld worden. Ook zou artikel 134a betekenisvol kunnen zijn. Dit artikel gaat in op de verschaffing van middelen, inlichtingen of gelegenheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf. De wetgever spreekt hier van een terroristisch misdrijf, wat het vervolgen van een Syriëganger wel lastiger maakt, aangezien er niet precies gezegd kan worden of een Syriëganger een terrorist is. Zoals zij zelf zeggen hebben zij andere beweegredenen. Het rond krijgen van het bewijs zal dan ook erg omslachtig worden.
De De Doelderdag bood aan de ene kant inzicht in de integrale aanpak van polderjihadisten, maar aan de andere kant liet het congres ons goed zien dat er ten eerste veel moeilijkheden om de hoek komen kijken bij de bestrijding en ten tweede dat er wellicht is te spreken van een overdreven angst. De criminologen Staring en Van de Bunt zijn beiden van mening dat het gevaar kortgezegd wel meevalt. Echter na de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke visies kan er worden geconcludeerd dat het gevaar moeilijk te bestrijden is en Nederland niet over de juiste juridische middelen beschikt, wat de angst dan wel terecht laat zijn. Niet zozeer de angst voor een aanslag, maar de angst voor het feit dat slechts een beperkte mate van ingrijpen mogelijk is door het feit dat er gewoonweg een grote complexiteit bij komt kijken. De onwetendheid van motieven, de tekortschietende formulering van de wetgever en de onzichtbaarheid van handelen, maken het erg ingewikkeld om goed hoogte te krijgen van wat er nou precies gebeurt. Al deze onwetendheid blijft nou juist de paniek voeden die onze samenleving constant bezighoudt en is hiermee waarschijnlijk een groter probleem dan dat wij denken.